Uitgegeven
bij De Bezige Bij
301 blz.
Net zoals in Joe Speedboot trekt Wieringa ook deze roman verrassend snel op
gang. Zijn voorstelling van het hoofdpersonage Pontus Beg is al meteen raak.
Pontus is een al wat oudere politiecommissaris in een klein (fictief) stoffig
grensstadje, Michailopol, ergens in de Kaukausus misschien. Naarmate hij ouder
wordt, heeft hij meer en meer behoefte aan een nieuwe zingeving, een gevoel van
verbondenheid. Dat zoekt hij in de joodse religie.
De hoofdstukken over Pontus worden
afgewisseld met hoofdstukken over een groep vluchtelingen, die in barre
omstandigheden proberen te overleven in de steppe.
Pontus’ zoektocht naar identiteit
komt in een stroomversnelling terecht als op een dag de uitgemergelde
vluchtelingen in het dorp aanbelanden. Hij laat hen oppakken en vindt in de
bagage van een van hen toch wel een zeer merkwaardig ‘voorwerp’. Het is het bewijs van een misdaad, die hij probeert
op te lossen.
Het is duidelijk waarom Wieringa
de twee verhaallijnen naast elkaar zet. De gemeenschappelijke vraag naar
identiteit is te mooi om te laten liggen. Toch kon de obsessie van Pontus met
de joodse religie mij niet echt boeien, ook al ligt hierin de aanzet naar het
einde van de roman.
Een goede Wieringa dus, in zijn
eigen onovertroffen stijl, met humor en veel vaart. Maar dat waw-gevoel van na Joe Speedboot heb ik niet gehad.
★★★☆☆
Geen opmerkingen:
Een reactie posten