
In een monoloog van 94 pagina’s doet het hoertje Seynabou
verslag van wat er zou kunnen gebeurd zijn tijdens die laatste nacht waarin zij
de renner- voor de gelegenheid omgedoopt tot Jens De Gendt - gezelschap
hield. Balancerend tussen professioneel eigenbelang en een kortstondige
verliefdheid, doet ze haar verhaal. Het klinkt niet alleen heel aannemelijk, het is ook een
ode aan de mens achter de beroemdheid, een man die innemend kon zijn en ook in
haar, heel even althans, meer zocht dan
haar beroep.
Na al de voorspelbare heisa
die de dood van de renner in de
nationale pers teweegbracht, is de soms sarcastische, soms naïeve monoloog van
de bloedmooie Seynabou dan ook verfrissend qua toon en invalshoek. En
de stijl die Verhulst hier hanteert past als gegoten in deze vorm: gebalde beelden, een wat secce zegging en heel
veel relativering. Een korte roman, maar een groot verhaal.
★★★☆☆
Geen opmerkingen:
Een reactie posten