Uitgegeven bij de
Bezige Bij
350 blz.
Na De eenzaamheid van de priemgetallen kiest Giordano voor een heel
andere setting voor zijn tweede roman. Het
menselijk lichaam speelt zich voornamelijk af in Afghanistan, waar een
groep jonge militairen deel uitmaakt van de internationale troepenmacht, die
het land moet beschermen tegen de Taliban.
De vijand zit overal. Hij zit verscholen in de grotten van het
gebergte, in de dorpen die nochtans ‘gezuiverd’ waren van vijandelijke
elementen, maar evengoed is hij aanwezig op de legerbasis. In het zand dat
overal is, de verveling en de eenzaamheid, en de irritaties die conflicten
worden. In hun lichamen, die het laten
afweten in dit woestijnklimaat, hun afschilferende huid, niet aflatende jeuk, de voedselvergiftigingen en diarree, de koorts en
slapeloosheid. En niet te vergeten, de vijand die ze meegebracht hebben van
thuis. Want de meesten van hen zijn naar Afghanistan gekomen met een rugzak
vol. Onverwerkte trauma’s, problemen die
blijven nazinderen, ambities en frustraties. Doe daarbij nog twee
legerclichés, de macho-pestkop en een modelslachtoffer, dan liggen alle ingrediënten voor
een explosief cocktail zo voor het rapen.
Zo moeten ze aan hun
militaire missie beginnen. Uiteraard loopt het fout. In de rugzak van
diegenen die terugkeren, zit nu ook de vraag van schuld en
verantwoordelijkheid.
Giordano toont zich een
scherp observator met veel mensenkennis. Je ziet de pijn van het militaire bestaan zo voor je.
Echt meevoelen doe je niet, maar dat hoeft bij deze roman niet eens een nadeel te
zijn.
★★★★☆
Geen opmerkingen:
Een reactie posten